(Auteur: Mariska de Peuter) Is topsport en studie combineren lastig? Vier topsporters van de opleiding Toegepaste Psychologie vertellen openhartig hoe het is om zowel op topsportniveau te presteren als een topstudie te volgen.
Iris Iwema, tweedejaars Toegepaste Psychologie, judo
‘Ik was vier jaar toen ik met een vriendje mee naar judo ging en ik ben de mat nooit meer afgegaan. Mijn trainer zei al vroeg tegen mijn ouders dat ik talent had, maar ik vond judo alleen maar heel erg leuk. Vorig jaar heb ik aan het EK en het WK voor junioren meegedaan. Vanwege een streng afvalsysteem bleef het resultaat achter. De eerste ronde stond ik tegenover een ijzersterke Japanse waar ik met één strafje van verloor. Dat is het kleinste verschil. Zij werd wereldkampoen en ik lag er in de eerste ronde uit. Ik richt me nu op de Olympische Spelen van 2020. Het wordt een heel mooi traject met veel leuke toernooien.
Ik woon in Dronten en ik train 15 á 16 uur in de week. De combinatie topsport en studeren is lastig en alleen te doen als je heel goed kunt plannen, goede afspraken met je docenten maakt en kunt switchen in je rooster. Omdat er een strenge aanwezigheidsplicht is bij Toegepast Psychologie maak ik vaak vervangende opdrachten. Ook schuif ik vakken door naar volgend jaar. Ik heb het er voor over want ik heb het heel erg naar mijn zin op de opleiding. Als ik mijn diploma heb, wil ik bij defensie gaan werken. Niet in een camouflagepak door het bos rollen, maar militairen begeleiden en trainingen geven.’
Marc Kremer (24), derdejaars Toegepaste Psychologie, zwemmen
‘Vlinderslag is mijn specialiteit. Ik zwem de 50 meter in 24 seconden. De snelste in Nederland doet er 23 seconden over. Vorig jaar was ik tweede op het NK, dit jaar door blessures negende. Volgend jaar hoop ik de EK-limiet te halen. Die ligt op 23.1, het Nederlands record op 23.6. Als ik blessurevrij blijf, maak ik een goede kans.
Ik train tien keer een uur in de week plus drie á vier keer fitness. Ik geef ook training aan groepje getalenteerde zwemmers. Ik ben hoofdtrainer van mijn eigen ploeg en mijn eigen coach.
De combinatie studie en topsport is soms lastig, vanwege de aanwezigheidsplicht. Docenten willen wel meedenken, maar het rooster en de trainingstijden matchen vaak niet. Zeker als je in je specialisatie zit, omdat je dan niet kunt switchen. Af en toe schiet er een training bij in en soms een les. Er zijn altijd raakvlakken tussen Toegepaste Psychologie en het trainen van sporters. Je werkt met mensen en het beïnvloeden van gedrag van mensen. Ik bouw een betere band op mijn pupillen door de opleiding.’
Merel Bosma (22), tweedejaars Toegepaste Psychologie, schaatsen
‘Ik kon nog maar net lopen toen ik mijn eerste Friese houtjes kreeg. Ik schaatste er direct op weg. Toen ik acht was, ging ik op schaatsles en in groep acht mocht ik naar Zweden en Noorwegen. Dat gaf een enorme boost. Vanaf mijn vijftiende werd het echt serieus en een jaar later zat ik in de Friese lange baan-selectie. Ik werd opgeleid voor Jong Oranje en de commerciële ploegen. De 3 kilometer is mijn specialiteit. Hoogtepunt was een podiumplek op het Jeugd EK in 2011.
Vorig jaar ben ik met marathonschaatsen begonnen. Op de Weissensee reed ik vijf wedstrijden in acht dagen, waaronder de alternatieve Elfstedentocht: 200 kilometer bij een temperatuur van min 17. In maart sleepte ik de titel Nederlands studentenkampioen marathonschaatsen in de wacht.
8 á 10 keer trainen in de week combineren met mijn studie kan alleen doordat ik zelf mijn rooster kan samenstellen. Ik woon in Heereveen, dus ik kan voor een uurtje niet naar school komen. Ik ben altijd aan het knippen en plakken met mijn rooster. De docenten zijn heel meegaand en ik krijg alle steun van mijn studiegenoten. Bij Toegepaste Psychologie leer ik heel veel over mezelf, waar ik als topsporter ook wat aan heb. De kans dat ik met schaatsen goed ga verdienen is niet groot, daarom wil ik gezondheidscoach worden. Je moet topsport wel met een maatschappelijke carrière combineren om niet in een zwart gat te vallen. Topsporters zijn heel gemotiveerd en gedisciplineerd, wij komen er wel.’
Olaf Booij (18), eerstejaars Toegepaste Psychologie, basketbal
‘Ik speel bij RTC-Noord, een individueel opleidingscentrum voor jonge basketballers. Mijn eerste partijtje speelde ik op mijn tiende, bij Assist in Assen. Ik was toen nog helemaal niet zo goed, maar uiteindelijk mocht ik meetrainen met het eerste. Vier jaar geleden werd gevraagd voor de selectie van basketbalacademie RTC-Noord. Vorig jaar trainde ik nog 8 á 9 keer per week. Toen zat ik op het Werkmancollege Dalton voor topsporters, met een perfect rooster. Ik hoefde niet naar gym, maatschappijleer en CKV en de ochtendtrainingen werden als schooluren geteld.
Nu train ik iets minder. Zo’n 6 maal per week. Om in de basis te staan moet je ook 6 keer per week trainen, anders begin je op de bank. Meestal lukt dat wel. Ik heb dit jaar maar één wedstrijd gemist. De trainingen en school zijn redelijk te combineren vanwege de vele trainingsmogelijkheden die die RTC-Noord biedt. Als mijn rooster niet mee zit, train ik op zondag. Doordat ik topsporter ben, kan ik iets flexibeler met het rooster omgaan. Ik mag lessen in andere klassen volgen. Ook mag ik gratis bij de Aclo sporten. Ik zie mezelf later eerder als coach dan als profspeler. Er zijn talentvollere spelers. Mijn coach bij RTC-Noord, Marco van den Berg, geeft op de opleiding de minor Coaching. Die ga ik zeker volgen.’